14 januari 2022

De volgende stap naar aardgasvrij, een wijkuitvoeringsplan?

In het Klimaatakkoord is afgesproken dat elke gemeente eind 2021 een Transitievisie Warmte heeft. Een visie waarin de gemeente omschrijft hoe het tijdspad naar aardgasvrij eruit ziet en welke alternatieven voor aardgas waar beschikbaar zijn. Met de vaststelling van deze visie is de eerste stap naar aardgasvrij gezet. Maar hoe gaan we nu verder?

De Transitievisie Warmte omschrijft de eerste stappen naar aardgasvrij. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat deze visie verder concreet gemaakt wordt in wijkuitvoeringsplannen. Plannen waarbij de gemeente wijken aanwijst die binnen een bepaalde termijn aardgasvrij moeten worden. Zo kan een gemeente bijvoorbeeld wijken aanwijzen die voor 2030 geen aardgas meer gebruiken en zo wijk voor wijk toewerken naar aardgasvrij. Met een wijkuitvoeringsplan (dat uiterlijk acht jaar voordat een wijk van het aardgas afgaat moet worden vastgesteld door de gemeenteraad) geeft de gemeente precies aan hoe dit zal gebeuren en voor welk alternatief er wordt gekozen.

De Transitievisie Warmte is voor veel gemeenten de eerste stap richting aardgasvrij. Hierin beschrijft de gemeente globaal welke alternatieven er zijn voor aardgas en welke het best passen bij de verschillende kernen, wijken of buurten. Daarnaast geeft de gemeente indien mogelijk ook aan in welk tijdspad kernen, wijken of buurten aardgasvrij kunnen zijn. De definitieve keuzes over de alternatieve warmtevoorziening in een wijk maakt de gemeente niet in de Transitievisie Warmte, dat gebeurt volgens het Klimaatakkoord in een Wijkuitvoeringsplan.

Een wijkuitvoeringsplan (en de strategie om een gemeente wijk voor wijk aardgasvrij te maken) is een doelmatige aanpak. Een gemeente kan in één traject een relatief grote groep woningen aardgasvrij maken. Hiermee bereikt de gemeente snel resultaat en wordt er veel geleerd over het proces. Maar toen wij aan de slag gingen met de Transitievisie Warmte merkten we al snel dat deze benadering niet bij elke wijk of gemeente past. Een wijkuitvoeringsplan is volgens ons een logische stap als je gemeente of wijk de volgende kenmerken heeft:

–  Uniforme wijk: in je gemeente is er ten minste één wijk die bestaat uit vergelijkbare woningen met een vergelijkbaar bouwjaar. Deze woningen hebben waarschijnlijk allemaal dezelfde aanpassingen nodig om aardgasvrij te worden. Hierdoor is het logisch om te kijken of inwoners gezamenlijk op hetzelfde moment hun woningen kunnen verduurzamen. Deze uniforme wijken komen vaak voor in verstedelijkte gebieden en meestal niet in kleinere kernen of landelijke gemeenten die organisch zijn gegroeid.

–  Geschikte warmteoplossing: als een collectieve oplossing kansrijk is voor een wijk (zoals een warmtenet), is een wijkuitvoeringsplan een logische stap. Je wil namelijk dat vrijwel alle gebouwen op dezelfde termijn de overstap maken, omdat zo de alternatieve warmtevoorziening rendabel geëxploiteerd kan worden. Daarnaast zijn ook vaak werkzaamheden aan de openbare ruimte nodig om gebouwen op een collectief systeem aan te sluiten.

–  Koppelkansen: onder koppelkansen verstaan we aanleidingen om met een wijkuitvoeringsplan aan de slag te gaan. Deze aanleidingen liggen buiten het kader van het project. Bijvoorbeeld de technische levensduur van het gasnet, als deze levensduur bijna ten einde is dan is dat een logisch moment om wijkbreed de overstap naar aardgasvrij te maken. Ook grootschalige renovatieprojecten van gebouwen kunnen een goede koppelkans zijn. Voor projecten in de openbare ruimte of ondergrond (zoals vervanging van de riolering of wegwerkzaamheden) geldt vaak dat dit alleen koppelkansen zijn als de wijk kan worden aangesloten op een collectief systeem. De meeste individuele oplossingen doen namelijk geen beroep op de openbare ruimte (als in een woning een individuele warmtepomp wordt geplaatst, hoeft de straat daar niet voor opengebroken te worden).

–  Capaciteit: om wijkuitvoeringsplannen op te stellen hebben gemeenten capaciteit nodig. Niet alleen voor het opstellen van de plannen, maar ook voor het langjarige traject wat daarbij hoort. Op dit moment merken wij dat veel (voornamelijk kleinere of middelgrote) gemeenten die capaciteit op het gebied van energie en duurzaamheid niet hebben. We zien vaak dat één beleidsadviseur verantwoordelijk is voor het hele brede domein van duurzaamheid. Daarbij speelt ook mee dat er vanuit het Rijk budget is vrijgemaakt voor het opstellen van de Transitievisie Warmte, maar niet voor het uitvoeren daarvan.

De wijken waar een wijkuitvoeringsplan een logische vervolgstap is, zijn vaak de wijken waarin de overstap naar aardgasvrij het makkelijkst gemaakt kan worden: het laaghangend fruit. Het is dan ook niet vreemd dat in de eerste rondes van de Proeftuin Aardgasvrije Wijken voornamelijk wijken zijn geselecteerd die voldoen aan de bovenstaande criteria. Deelname aan de PAW lost ook meteen de capaciteitsvraag op, omdat daarmee een behoorlijk subsidiebedrag vrij komt om het wijkuitvoeringsplan te ondersteunen. Het is fijn dat in de afgelopen periode al behoorlijk wat gemeenten met een wijkuitvoeringsplan aan de slag zijn gegaan, zeker omdat er landelijk veel van geleerd kan worden. Maar juist omdat de focus steeds heeft gelegen op het aanwijzen van startwijken en deze doelmatige benadering, zien we ook een aantal risico’s.

Een wijkuitvoeringsplan en het aanwijzen van startwijken kan een hele goede vervolgstap zijn. Maar deze benadering past niet bij alle wijken en alle gemeenten. Door de focus op een wijkuitvoeringsplan is er weinig aandacht voor moeilijk te verduurzamen woningen, terwijl je ervoor wilt zorgen dat de transitie juist ook daar op gang komt.

Een wijkuitvoeringsplan is op dit moment geen oplossing voor woningen waar het alternatief voor aardgas nog niet voor de hand ligt. De focus van de gemeente gaat naar één of twee wijken. Maar ook in andere wijken willen, of moeten, mensen aan de slag met het verduurzamen van hun woning. Zeker nu de aardgasprijzen zo hoog zijn, is het belangrijk dat juist ook de lastig te verduurzamen woningen aangepakt worden.

In sommige gevallen streeft het middel het doel voorbij. Voor ons gaat de warmtetransitie uiteindelijk om het terugdringen van de CO²-uitstoot, maar in sommige gevallen lijkt het eerder te gaan om het aantal woningen dat binnen een periode aardgasvrij kan worden gemaakt. Dat heeft misschien ook met het tussendoel uit het Klimaatakkoord te maken. Dit tussendoel hangt namelijk samen met het aantal woningen dat is verduurzaamd, niet met CO²-besparing of gasverbruik. We zien nu dat gemeenten startwijken aanwijzen met de ambitie om in 2030 geheel aardgasvrij te zijn. Een gedeelte van deze woningen is in de laatste vijf jaar gebouwd. Deze woningen gebruiken bijna geen aardgas vanwege de goede isolatiestandaarden in de nieuwbouw. Het loskoppelen van het aardgasnetwerk levert daarom voor deze woningen ook weinig CO²-winst op. Inwoners hebben geïnvesteerd in een HR-ketel, ook het gasnet is nieuw aangelegd. Het loskoppelen van deze woningen van het aardgasnetwerk kan daardoor voelen als kapitaalvernietiging en dat komt het draagvlak voor de warmtetransitie niet ten goede. Zou je voor deze woningen ook de ambitie van aardgasvrij in 2030 moeten hanteren, alleen omdat dan de hele wijk aardgasvrij is? Of kunnen zij net zo goed op een natuurlijk overgangsmoment over op een passende oplossing?

Niet elke gemeente kan wijk voor wijk aan de slag. Dit zien wij eigenlijk als het voornaamste risico. Er zijn veel gemeenten in Nederland die één of meer startwijken kunnen aanwijzen op basis van participatie, technische analyses en beschikbare alternatieven voor aardgas. Tegelijkertijd zijn er misschien nog wel veel meer gemeenten die dit niet kunnen, omdat er simpelweg niet één wijk (als die indeling al te maken is) naar voren komt. Hoe zorgen we ervoor dat er ook in deze gemeenten aandacht blijft voor de warmtetransitie na het vaststellen van de Transitievisie Warmte?

Bij het opstellen van de Transitievisie Warmte voor de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Gilze en Rijen en Maasdriel stonden wij ook voor dit dilemma. Met veel kleinere heterogene kernen met een gevarieerd woningbestand en eigenlijk op korte termijn alleen all-electric strategie die kansen biedt (en dan alleen voor relatief goed geïsoleerde woningen) hebben we daarom een andere benadering bedacht. Over deze gefaseerde benadering vertellen we binnenkort meer.